Over het wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom.

Lezen gaat nogal traag bij mij. Dat komt omdat ik altijd een onoverzichtelijk stel vragen heb. Daarom ligt er bij het lezen dikwijls een notablok in aanslag, om de vragen die spontaan in me opkomen te noteren. Sommige van die vragen blijven levenslang onbeantwoord, maar met een handjevol geluk kan het ook anders. Dan ontmoet je medebloggers of lezers die net dat ietsje meer weten, en je met een kort bericht de oplossing toeschuiven.

Ik ga op deze blog een aantal vragen plaatsen, en hoop snel een netwerk van betweters te creëren, die me zoetjes uit mijn dromen helpen.

X in het kwadraat is altijd positief, heb ik tijdens de wikundelessen geleerd. Dat geldt ook voor betweten. Dus, beste lezer en lezeres, betweet er maar op los. Hoewel er ook vragen zullen tussen staan, die ik alleen moet oplossen, is elk antwoord een stapje verder in de wijsheid der dwazen.

Andebijk@gmail.com
Zie ook mijn blog
http://andebijk.blogspot.com/.

zondag 24 oktober 2010

2-Dr. Désiré-Joseph Vander Meersch, letterkundige

Zoveel stripverhalen hebben dit cliché reeds opgevoerd: een introverte, oude, grijs bebaarde, steeds tot in de puntjes geklede man die als soms gekke professor de meest absurde toestellen in mekaar knutselt, en de meest waanzinnige theorieën soms ook nog in de praktijk brengen.

Professor Gobelijn, Professor Barabas, Professor Zonnebloem, en nog een paar collega's die soms in een riant kasteel hun obscure wetenschap helemaal op hun eentje beoefenden, en met hun wereldvreemde toestellen en ideeën soms ook nog in staat bleken de wereld te veranderen, of toch tenminste in stand te houden, zijn echter werkelijke karikaturen.

De doctor die ik hier uit het Oudenaards stof gehaald heb, was op dat vlak niet actief, en zeker alvast niet grijs-bebaard. Hij was weliswaar doctor in de geneeskunde, na een bepaald niet typische studiecarrière. Maar voor mij, net als voor zijn pro-biograaf Prof. dr. M. Hoebeke, was vooral zijn interesse voor de literatuur en voor de ondersteuning van de Vlaamse Beweging zijn belangrijkste verworvenheid en verwezenlijking.

Désiré-Joseph Vander Meersch werd in 1789 geboren, overleed in 1865, en kende een levensloop die zich hoofdzakelijk afspeelde in twee biotopen: het ziekenhuis, waar hij zijn beroep uitoefende, en de archieven van het Oudenaards Stadhuis, en links en rechts een aantal privé-bibliotheken, waarin hij het voorrecht had de meest zeldzame handschriften te raadplegen, en soms voor een groot gedeelte te copiëren. Hij heeft een exemplaar van de Spieghel Historiael in handen gehad, om er enkele aantekeningen uit te maken. Dit soort van arbeid betekende voor hem echter één en ander: uit bepaalde werken heeft hij om en bij de 11.000 verzen eigenhandig overgeschreven. Hij heeft onderzoek gevoerd naar de fragnemten van het archief van de monniken van Ename, en vond in de archiefkamers van het Oudenaarse Stadhuis de zogenaamde Enaamse Codex, om te besluiten dat deze waarschijnlijk door Martyn van Thorout geschreven werd, een vriend van Jacob Van Maerlandt (Wapene Martyn!). In het huidige Ename, deelgemeente van Oudenaarde met historische wortels vergelijkbaar met Antwerpen, kreeg deze dichter als mager eerbetoon de Martijn van Torhoutstraat naar zich genaamd. Maar wie kan twee regels van zijn werk citeren? Hier in Oudenaarde lopen er een paar mensen rond die dat kunnen. En dan is de populatie  van "van Thoroutkundigen" ruimschoots geteld.

Zowel op vlak van de geneeskunde als op het vlak van de literatuur en de filologie was Dr. D.J. Vander Meersch op zijn minst gezegd een persoon die in zijn beide bekwaamheden niet op een klassieke manier aan zijn kennis geraakt is.

Als geneesheer heeft hij zich eerst bekwaamd als apotheker bij meesters in de kunst, laat ons maar van een leercontract spreken, om later in het militair hospitaal in Gent op te treden als pharmacien-en-chef. Bezoek aan de school voor geneeskunde te Gent en een examen aldaar zorgden voor een afdoende vorming. Met deze kennis en praktijkervaring als springplank, op het ogenblik dat de Oostenrijkse en Franse bezetting door een Nederlandse afgewisseld werd, had hij als enige mogelijkheid om als geneeskundige ook aan een diploma te geraken, de Universiteit van Leiden te bezoeken voor een examen. Hij heeft de nodige stappen ondernomen om dit te bereiken, en in 1817 mocht hij zich te Oudenaarde vestigen als geneesheer. In 1818 werd hij verbonden aan het Onze-Lieve-Vrouwe-Hospitaal, en deze taak zou hij voor de rest van zijn leven blijven vervullen.

Wat hij ook op het vlak van de geneeskunde gerealiseerd heeft, voor mij telt op dit ogenblik enkel zijn andere, niet medische activiteit, namelijk die als historicus en literair-historicus. Nog andere gebieden heeft hij betreden, maar die laat ik omwille van de aard van mijn blogs gemakkelijkheidshalve even buiten beschouwing.

In zijn contacten met de buitenwereld vond hij vlug een Gentse gemeenschap van intellectuelen, die allen op één of andere wijze bezig waren met de verheffing van het Vlaamse volk. Door zijn politieke opdracht in het Oudenaards bestuur van 1830 tot 1836, had hij een uitgelezen kans om de weinig geordende archieven van de Stad te doorzoeken. De Rantere, eerder al in Andebijk opgevoerd, was daar bezig de geschiedenis van de Stad te beschrijven. Deze man, door de Stad aangezocht om de geschiedenis op systematische wijze in één magistraal werk te verzamelen, speelde hem af en toe een belangwekkend document in handen. Toch was vooral de samenwerking met de archivaris L. Van Lerberghe vruchtbaar, met wie hij de archieven ordende, en zo ondekte hij er de Enaamse Codex, en later zoekwerk bracht hem op het spoor van nog andere documenten die ook tot die uiterst belangrijke en belangwekkende verzameling behoren.

Om zijn werk te laten publiceren en valideren, wendde hij zich tot een paar vrienden in het Gentse. Daar waren ondermeer Blommaert, Jan Frans Willems, Prof. Serrure, Kesteloot en anderen, die graag en veelvuldig beroep deden op zijn encyclopedische kennis, en waar die tekort schoot, vulde hij ze zelf maar al te graag aan met diepgaand en zorgvuldig graafwerk in voor hem gul beschikbaar gestelde archieven. Willems, die toen het tijdschrift Belgisch Museum uitgaf, kon zijn kopij goed gebruiken, en zo vestigde Vander Meersch, ondanks opduikende tegenstand en tegenwerking uit Oudenaarde, zijn naam.

Door zijn stille werkzaamheid, maar ook door zijn ondertussen gekende trage maar zeer secure onderzoeksmethoden, werd zijn woord zeer op prijs gesteld in de Gentse groep, en zo werd hij als het ware een vraagbaak, die om de haverklap de Oudenaardse archieven indook om kennis en weetjes te vergaren, te ordenen en door te spelen aan mannen die gewapend met die nieuw verworven wetenschap hun werk tot grote hoogte wisten te brengen.

vervolgt.

Het werk van Dr. Hoebeke is naar zijn woord slechts een voorstudie. Hij nodigt zijn opvolgers uit een grondige studie uit te voeren, op basis van zijn werk, genaamd: Dr. Désiré-Joseph Vander Meersch (1789-1863), uitgegeven in 1973 vanuit de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, om tot een duidelijke standaardtypering te komen van één van Oudenaardes grootste figuren. Hoewel er nog een pak literatuur ter beschikking zal komen wanneer men een gedegen onderzoek naar Dr. Vander Meersch zou uitvoeren, vergeet Dr. Hoebeke te zeggen dat hij eigenlijk reeds meer dan de basis van dat werk gelegd heeft.

De lectuursamenvatting van deze levensbeschrijving, die ik in een volgende punt zal plaatsen, wijkt in die mate van het opzet van deze blog af, dat zij meer samenvatting dan vraagbaak is, omdat het werk van Dr. Hoebeke breder is, dan de summiere biografieën, die een goede inleiding zijn, maar zoals zal blijken, toch een groot aantal vragen onbeantwoord laten. De vragen die ik toch heb, noteer ik tussen de samenvattende punten door.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten